Het aan- en onderhouden van vuur kan dankzij regen, wind en andere natuurlijke invloeden een behoorlijke uitdaging worden. Soms wil je verplaatsen in het donker en vuur is dan een goede lichtbron. In dit artikel beschrijven we de verschillende manieren om je vuur te onderhouden, te vervoeren en uit te maken.

1. Vuur aanhouden
2. Vuur vervoeren
3. Vuur uitmaken

Vuur aanhouden
Nadat het gelukt is om vuur te maken wil je deze zo lang mogelijk aanhouden. Zoals we al beschreven in het vorige artikel bestaat vuur uit drie componenten. Namelijk zuurstof, brandstof en de ontbrandingstemperatuur. Vooral de brandstof is een onderdeel waar veel fout mee kan gaan. Voor een goed vuur kan het hout het beste volledig gedroogd en onbehandeld zijn. Ook het soort hout maakt veel verschil. Zolang het goed gedroogd is kunnen houtsoorten zoals Eik, Beuk en Es, (hardhout) veel langer branden dan bijvoorbeeld een Els, een Linde en een Wilg. De energie die het af geeft is ongeveer hetzelfde maar het bespaart je wel bijna de helft in lopen, hout verzamelen en ruimte voor de opslag. (Dit zolang het verschil in warmte niet uitmaakt.)

Tijdens een normale situatie lopen de meeste mensen niet met hout rond en gelukkig is dit ook niet noodzakelijk. De natuur heeft genoeg gevallen takken en los boomschors welke je kan gebruiken. Hout wat dood is maar nog niet is gaan rotten heeft hierbij de voorkeur. Dit zijn vaak dode bomen of bosjes die nog wel rechtop staan maar niet meer leven.

Zodra je voldoende brandbaar hout hebt verzameld, kun je het beste een kleine hoeveelheid hout naast je vuur neerleggen. Dit zorgt ervoor dat aanwezig vocht kan verdampen waardoor deze stukken hout beter branden. Zodra je merkt dat het vuur minder wordt kun je ervoor kiezen om meer brandhout op het vuur te plaatsen. Zorg hierbij dat er voldoende ruimte en daardoor zuurstof tussen het hout blijft. Mochten de vlammen afzwakken dan kan het zijn dat je meer zuurstof moet toevoegen. Dit kan door het hout te verplaatsen en/of door zelf gericht in het vuur te blazen.

Mocht het nu opeens gaan regenen dan kun je een pagodevuur aanleggen. Dit is een vuur welke omringt is met dikke takken. Deze takken stapel je rond het vuur en indien hoog genoeg kun je deze “toren” zelfs van boven dicht maken. Doordat de takken niet strak op elkaar worden neergelegd komt er nog steeds voldoende zuurstof bij het vuur. Een stuk gemakkelijker dan een pagodevuur is een simpel schuin afdakje van wat dikkere takken. Door deze takken schuin in de grond te steken creëer je een simpele bescherming tegen regen en wind.

Vuur vervoeren
Als je opeens ergens anders naar toe moet, dan wil je het liefst het vuur met je meenemen. Dit bespaart veel tijd aan het opnieuw vuur maken op de andere locatie. Het gebruik van Tonderzwam is een goede manier om dit voor elkaar te krijgen. Deze zwam groeit vooral op Berken, Beuken en Populieren en blijft langzaam doorgloeien. Ook de Lisdodde blijft voor enkele uren doorbranden. Heb je geen van beide bij de hand dan kun je gewoon wat gloeiende kooltjes meenemen. Om je handen niet te (ver)branden kun je het kooltje inpakken in bijvoorbeeld wat boomschors, mos en/of fijn wit as.

Wil je in het donker verplaatsen en vuur gebruiken als verlichting, dan kun je een fakkel proberen te maken. Mocht je wat vet en een stuk katoen hebben dan kom je een heel eind. Wikkel de stof om een dikke tak en doop deze in het vet. (Een Lisdodde in het vet werkt ook goed.) Door wat nat boomschors onder de lap te plaatsen voorkom je dat er heet vet op je handen valt. Ook kun je simpelweg de fakkel constant schuin voor je houden maar dit vergt meer aandacht dan je zou verwachten. Wanneer je helemaal niks bij je hebt dan is het mogelijk om een fakkel te maken van bijvoorbeeld een tak en wat brandbaar berkenschors. Neem een tak met dezelfde lengte als je arm en splijt één uiteinde open. Zorg ervoor dat de tak heel blijft en dat je stukken berkenschors ertussen kan duwen. Doordat de tak niet compleet is gespleten blijft het schors stevig in de tak vastzitten. Vervolgens steek je de fakkel in het vuur en wacht je tot het goed brandt.

Vuur uitmaken
Het uitmaken van vuur is een zeer belangrijk onderdeel zodra je met vuur bezig gaat. Al te vaak zijn er complete bosbranden ontstaan doordat iemand zijn vuur niet meer onder controle had of niet volledig had uitgemaakt. Vuur kan gemakkelijk met een snelheid van 16-20 kilometer per uur door het landschap branden en dan moet je maar net snel genoeg weg kunnen komen. Bij het uitmaken van een vuur kun je dan ook het beste al het hout laten wegbranden, waardoor je zo min mogelijk brandstof overhoudt. Vervolgens kun je het vuur uitmaken door er zand of water overheen te gooien. Gooi bij een groot vuur niet meteen water erover. Dit water kan verdampen en grote stoomwolken creëren. Stoomwolken die op hun beurt weer brandwonden kunnen veroorzaken. Nadat het vuur is geblust met water of zand wacht je even om vervolgens te controleren of er daadwerkelijk niks meer gloeit of brand. Bij twijfel altijd opnieuw blussen.

Lees het volgende artikel voor meer informatie over wat je allemaal kan doen met as.

• Vorige
• Volgende